Mill Hill Contactblad

Page 1

JUBILEA ZOMER 2021


Heer en Vader van heel de mensheid, U die alle mensen met gelijke waardigheid geschapen heeft, stort in onze harten een geest van broederlijkheid. Beziel ons met een droom van ontmoeting, dialoog, gerechtigheid en vrede. Help ons om een betere samenleving op te bouwen en een menswaardiger wereld te creëren, zonder honger, armoede, geweld en oorlog. Open onze harten voor alle volken en landen op aarde, zodat we het goede en mooie kunnen zien dat U in elk van ons gezaaid heeft, zodat echte verbondenheid kan groeien, en gemeenschappelijke projecten en gedeelde dromen ons dichter bij elkaar brengen. Paus Franciscus in ‘Fratelli Tutti’

2


IN DIT NUMMER Jubilarissen. 4 Dit nummer staat helemaal in het teken van onze jubilarissen van het jaar 2021 – diamanten (5), gouden (1) en zilveren (1) jubilea. Tijd dus voor een feestje! Het zal een verademing zijn om in de maanden juli en augustus voorzichtig de bloemetjes buiten te zetten na anderhalf jaar corona beperkingen. Gelukkig zijn we besmettingen bespaard gebleven. En ondertussen zijn we ook allemaal twee keer gevaccineerd! In de loop der jaren en met het oplopen van de leeftijden is in Missiehuis Vrijland een traditie gestart om ook de 65-jarige jubilea te vieren. Vanuit de gedachte dat je 7 maar nooit weet of je die mijlpaal van 70 wel gaat halen! Daarom worden dit jaar ook twee jubilarissen van die categorie in het zonnetje gezet. Dat zijn Bro. Marinus de Groot en Fr. Theo Beemster. Aan beiden een welgemeend Proficiat!!

Theo Beemster

Marinus de Groot

VERDER NOG Monument voor vergeten vluchteling..................................................................................... 16 De honden blaffen, maar de caravaan trekt gewoon verder................................................. 20 In memoriam Ted Feldbrugge.................................................................................................. 22 Foto omslag: The Hollow Men, Church of our Saviour, Den Haag

3


VAN PRIESTER MISSIONARIS TOT MISSIONARIS PRIESTER. Het verschil is voor mij heel duidelijk geworden in de afgelopen zestig jaar. Na onze wijding gingen wij als priester missionaris naar het gebied van de Maasai in Kenia. Je was priester. Dus je mocht dopen, biechthoren en de Mis opdragen. Maar al gauw werden wij geconfronteerd met een situatie waar mensen niet gedoopt wilden worden, waar op zaterdagen geen lange rijen biechtelingen op je stonden te wachten en waar de H. Mis grotendeels een privéaangelegenheid bleef tussen jezelf en de catechist met zijn vrouw. Vanaf het begin vond ik het al erg vreemd en onbevredigend om naar een buitenschooltje te gaan om de H.

staanbare taal, toen nog Latijn, tegen die kale muur stond te prevelen. Heel langzaam groeide dat onbehagen. Heel langzaam begon het te dagen dat je allereerst een missionaris was die moest beginnen met het evangelie te verkondigen voordat het sacramentele en pastorale werk kon beginnen. Wij probeerden in het wilde weg te maaien waar nog helemaal niet gezaaid was. Vooraan beginnen en niet achteraan. In het Engels vond ik het daarom beter uitgedrukt met missionary-priest, waarbij de nadruk allereerst op het missionaris zijn lag. Maar je zat nu eenmaal vast aan allerlei gebruiken en gewoontes. Zo was het altijd gedaan.

Een en al aandacht Mis te lezen. Je stond aan een wankel tafeltje met je gezicht naar een blinde muur gekeerd terwijl achter je rug zo tien of twaalf Maasai jochies zich in allerlei bochten wrongen om enigszins te kunnen zien wat de pater in een onver4

De bekering kwam op een kerstdag. Ik was gevraagd om op safari te gaan naar een nieuwe buitenplaats waar een groepje Maasai interesse had getoond in de kerk. Dus ik weer heel braaf op pad met mijn miskoffertje; flesje met


‘De geur van de schapen’…. wijn, flesje met schoon betrouwbaar drinkwater en andere benodigdheden. De kerk was in de schaduw van een grote eenzame boom in de wijde vlakte met als achtergrond een gebrandschilderd raam: de Kilimanjaro, Afrika’s hoogste berg. In de buurt lagen enkele nederzettingen van de Maasai. De kerkklok was een verloren velg van een autowiel, vastgebonden aan die ene boom. Je kon daarop slaan en wachten wat er zou gebeuren. Na enige tijd waren wij met zo’n dertig mensen bij elkaar. Ik had mijn tafeltje netjes klaarstaan. “Vandaag”, zo begon ik plechtig, “vandaag is het Kerstmis”. Stilte, totdat iemand zei: “Wat ??” “Vandaag”, zo ging ik met volle moed verder, “vieren wij de geboorte van Jezus”. Stilte, totdat iemand zei: “Van wie ??” Toen viel zelfs de eerwaarde celebrant stil. Stille nacht, heilige nacht! Ik heb mijn spulletjes weer netjes in het houten kistje opgeborgen en ben gaan zitten. Woord voor woord ben ik toen

met de aanwezigen door het kerstverhaal van het evangelie heengegaan. Hun alles verteld wat ik wist over Bethlehem, over Maria en Jozef en het kindje op het stro, over de herders en schapen en de engelen. “Zie, ik verkondig u een blijde boodschap”. Dat was het dus: verkondigen. Ondanks alle pauselijke encyclieken over preevangelisatie, primaire evangelisatie en verkondiging, drong dat eindelijk ook daadwerkelijk door. Dat besef was voor mij een verrijking en heeft mij vele jaren van groot geluk en dankbaarheid gebracht. Tot slot mocht ik ook nog dertien hele mooie jaren pastoor zijn in een levendige en bloeiende parochie in Zuid-Limburg waar het grootste werk gedaan werd door een zeer gedreven, bekwaam en toegewijd kerkbestuur in vrede, samenwerking en eensgezindheid. Frans Mol mhm 5


JUBILERENDE DANKZEGGING! Dat is het, nu 60 jaar, na de priesterwijding. Dank aan God en aan zovele mensen, die ik mocht ontmoeten en mij vormden. Bij mijn eerste Mis kreeg ik een brief van mijn achterneef, Father Alwin Meyer: “Kees, nu noemen ze jou priester, ja, maar dat WORD je pas van dag tot dag, ….als je je best doet”. Een wijze oma zei mij eens wat zij gelezen had: “Het leven” kan alleen achterwaarts begrepen worden, maar het moet voorwaarts geleefd worden. En dat nog met je rug naar het einddoel.

werd ik gestuurd. Dat was de algoede blinde gehoorzaamheid van die tijd. Mijn collega daar, Father Henny Wehkamp, hoofd van de school, was een grote steun voor mij. En ---nu---achteraf gezien---was die tijd (7 jaar) een zegen voor me. Bij o.a. de kerkelijke diensten en contacten met priesters buiten het college, kwamen vaak de verwachtingen van het 2e Vaticaans Concilie ter sprake en de liturgische vernieuwing. Veel informatie, veel gelezen en het was de tijd van o.a. bisschoppen Bek-

Heb je me verstaan? - Over Zo is dat. Wat is er in die afgelopen 60 jaar toch veel veranderd-gelukkig!!- in het hele kerkbeeld en de beleving van christenzijn, onze inzet voor en met vele andere mensen, van welke kleur of ras, of godsdienstige richting dan ook. Nee, ik ging niet naar ”de Missie “, zoals dat toen heette. Naar Limburg, naar ons Mill Hill college daar, Aldenghoor, 6

kers, Bluijsen, Zwartkruis, enz.. . Tot mijn benoeming kwam voor Congo, in 1967, vlak na de vreselijke rebellie daar. De missionarissen waren 5 jaar uit de streek van Basankusu weggeweest. Veel was kapot gemaakt en moest weer worden opgebouwd. Bij aankomst was onze eerste taak de taal te leren: twee pas gewijde jonge mannen onder de


Die zit goed vast!! hoede van een oudere ervaren missionaris. Dat was al een hele klus, want we hadden maar één grammatica en één woordenboek van die taal. Die eerst overtypen, voor ieder een kopie, dan leren lezen, met de juiste toontekens erboven. Je moest gewoon beginnen, als een klein kind, Je kon niet eens de lokale mensen fatsoenlijk begroeten; dat kwam later. Na zo’n 4 maanden werden de twee naar verschillende missieposten in de streek benoemd. Ik ging als assistent naar Yamboyo. Maar mijn pastoor ging helaas al gauw naar huis wegens ziekte. Gelukkig hadden we samen eerst al veel handenarbeid verricht met medewerkers en met veel handgebaren, om de watervoorziening, de toiletten, de afvoer, en de woonvertrekken in orde te maken. Alles was in het slop geraakt tijdens de jaren van onrust. In de hele streek waren er geen vrouwelijke religieuzen teruggekomen voor de ziekenzorg. Het openbare Staatsziekenhuis was nog niet veel. Het veel verder

gelegen privéziekenhuis van de Baptisten, met later een arts, functioneerde ook nog niet. Al heel gauw zat ik dus alleen. En ik moet nu echt denken aan de woorden, in het boekje “Merkstenen” (Dag Hammarskjöld) : “Vaak kies jij de weg , maar het komt ook voor, dat de weg jou kiest.” Door gebrek aan medische faciliteiten kwamen er allerlei mensen op de missie af als ze ziek waren en vroegen om hulp. Wat te doen? Ik had geen enkele medische deskundigheid. Een heel lang verhaal volgde… Je ging het binnenland in, ja, ook voor de catechese, maar daar hadden de eigen mensen, met hun catechist al heel veel aan gedaan en er waren al mooie eigen gebedsbijeenkomsten. Ik hun iets leren?….zij leerden MIJ!! Zoals in vroeger tijden de catechumenen uit de dorpen naar de missiepost werden geboden, zo trok nu de pastor naar hen toe en samen bouwden we kerk. Dat werden de zeer nodige basisge7


meenschappen. Maar daarmee kwam er ook veel schoolwerk en de mensen, vaak ver verspreid wonend, vroegen al gauw om hun eigen medische post. Die eerste jaren waren er in ons grote gebied geen arts of werkend ziekenhuis. Ik volgde later de Medische tropencursus in Rotterdam; een belevenis, waar ik tot op vandaag nog dankbaar voor ben. De “gekste” zaken kwamen er aan de orde. Later groeide ook mijn tandartsenpraktijk, maar dat was maar een deeltaak. Weer later, toen er een arts kwam in het Baptisten ziekenhuis, een zeer kundige Engelse arts, werden wij grote vrienden en konden wij de uitgebreide zorg voor de melaatsen weer “op poten” zetten. Ook kwamen er zo nu en dan bezoekende artsen om staaroperaties te verrichten. Er is ZOVEEL waar ik diep dankbaar voor ben. De vele familieleden en hun steun, de vrienden en vriendinnen van mijn tijd voor ik naar Congo ging, en onder de verlofperioden. De vele collega’s ook van Mill-Hill, die ons hielpen,

Hoor ik dat goed? 8

ook veel later in de dreigende dagen op het einde van ons verblijf daar. De toen Algemene Overste, Jac Hetsen, bood wijs advies over de vraag: ”Hoe nu verder??“ Ik kwam terug naar Nederland, verzorgde eerst assistenties in parochies en kwam uiteindelijk in Hardinxveld terecht, waar ik toch 17 jaar lang een pracht tijd beleefde van: SAMEN KERK ZIJN. Niet: “Ik heb ‘n parochie, nee, ik heb niks, de parochie heeft mij”. En nu, terug naar een klerikale kerk---in deze Coronatijd ????? Nee, veldhospitaal moeten we zijn, als kerk, wie of waar ook, daar zijn waar we mensen kunnen helpen “op adem te komen” door de - met een geleerd woord – inspiratie van de heilige Geest. Mijn nicht in Amerika zei eens: Yesterday is history, tomorrow is a mystery, today is God’s gift….that’s why we call it PRESENT. Kees Vlaming mhm


DE RODE DRAAD Het eerste dat we allemaal deden na aankomst in het land waar we benoemd waren, was de taal leren. Boeken om je te helpen waren er meestal niet, maar je vond wel een onderwijzer die je kon helpen. Toen ik tegen hem zei dat ik net als een kind moest leren praten, zei hij: ‘Als je van ons houdt, dan zul je de taal wel leren’.

Kijk, zo zit dat in elkaar Deze raad is misschien wel de rode draad in mijn missionaris leven geworden. Liefde voor de Keniaan, zijn cultuur en alles wat daarmee samenhangt. Tegelijk ontstonden er maatschappelijk en kerkelijk belangrijke gebeurtenissen. Kenia maakte zich op om onafhankelijk te worden en het 2de Vaticaans Concilie begon. Beide gebeurtenissen waren voor mij bevrijdend en zeker voor de Kenianen. De meesten en zeker de jongeren zien het koloniale gebeuren als een zwarte bladzijde in hun geschiedenis. De bedoeling was dat Vat.II de deuren en ramen openden voor een nieuwe visie van kerk zijn, van missioneren, van leken ‘n plaats geven in ‘kerk zijn’.

Het betekende ook ‘n opening naar de Keniaanse mens, zijn cultuur, zijn geschiedenis. Tot die tijd had de kerk maar weinig rekening gehouden met de manier waarop de Kenianen al eeuwenlang religieus waren en hun geloof in God beleefden. Ik merkte al heel gauw in mijn discussies met jonge Kenianen dat zij zich verontschuldigden als wij over hun gebruiken, waarden discussieerden. Ik denk dat zij vis-a-vis ‘n Europeaan moesten laten zien dat alles wat met hun cultuur te maken had inferieur was t.o.v. de Europese. Toen ik onlangs met een Keniaanse medebroeder sprak over de nog steeds veel te westerse kerk in Ke9


nia zei hij: “Misschien voelen de meeste Keniaanse priesters zich happy in zo’n “Europese “ Kerk. Hij bedoelde pre-Vaticaanse kerk. Wat ik nu in de kerk hier zie, maakt me erg treurig. Toen ik in 1968 pastoor werd dacht ik dat ik nu een gelegenheid kreeg om met vernieuwingen te beginnen o.a met het invoeren van de lokale taal in de liturgie. In plaats van het Asperges meteen bij het begin van de zondagse mis had iemand een lied in de plaatselijke taal gemaakt. De oud-catechist Dominic Osyanju die altijd op de eerste bank zat, verhuisde naar de laatste bank. Zijn manier om te laten zien dat hij het er niet mee eens was. Voor mij een belangrijke les. Veranderingen in liturgie, gebrui-

God is de centrale paal 10

ken, cultuur van de mensen vergen veel discussies, studie en tijd en liefde voor de mens en zijn cultuur. Dit was ook zo met mijn mede-Mill Hillers. Maar weinigen stonden open voor Vat.II en veranderingen in de liturgie. In 1977 kon ik de missionaire cursus volgen in Nijmegen. Ik wist niet dat toen een tijdperk van 25 jaar begon, waarin ik gevraagd werd om in verschillende instituties les te geven. Het begon in 1978 met het overnemen van het instituut voor de opleiding van catecheten. Ik had de kursus zodanig gewijzigd dat ik om het jaar vrij was om workshops te geven aan de leden van pastorale raden, voor een nieuwe opzet van parochies, door het ontwikkelen van klei-


ne gemeenschappen waar de mensen ervaren dat zij “kerk” zijn, met veel verantwoordelijkheden o.a. ook in de voorbereiding van de catechumenen, in liturgie, bewust zijn van eigen cultuur Uiteindelijk kwam ik ook terecht in het pastoraal instituut van Amecea waar

priesters, religieuzen en leken voor ‘n vernieuwingsjaar kwamen, vernieuwingen van Vat.II, de Afrikaanse synode. Mijn inbreng was voornamelijk in liturgie en communicatie. In beide disciplines speelt cultuur een beslissende rol. Toen ik in 2002 de kans kreeg om een nieuwe parochie te beginnen, kon ik wat ik al die jaren had gedoceerd in praktijk brengen. Na tien jaar vond ik het tijd worden om de parochie over te dragen aan jonge diocesane priesters en werd ik weer gevraagd om les te geven in het opleidingscentrum van Mill Hill in Luanda. Momenteel zijn er 8 kandidaten uit Oeganda en drie uit Kenia. Een paar dagen geleden was ik weer in Luanda. Mijn topic: “Intercultureel communiceren”. De cirkel is rond.

Folkert Kruis mhm 11


VAN WEST NAAR OOST EN TERUG, EN NOG EENS (I). “Ik heb gedacht jou naar Long San te laten gaan, de verste missie die we hebben. Een paar dagen reizen over de rivier”, zei bisschop Anthony Galvin. “Maar eerst een maand Maleis leren.” Ik stortte me op de studie ervan. Met lessen van een strenge leraar en praten met mensen in de Miri Bazaar was ik na een maand een eindje op weg. Na tien jaar in Sarawak werd ik gevraagd naar Nederland terug te gaan “voor een paar jaar”, zo werd gezegd. Van oost terug naar west. Met enkele collega’s zou ik proberen kandidaten te vinden die zich als geassocieerden met Mill Hill en het werk in de missie zouden verbinden. Frans Baartmans Eind november 1961 kwam ik aan in Sarawak, Borneo. Na een maand op zee vanaf Marseille met tussenstoppen in Port Said, Aqaba, Djibouti en Jeddah nam ik in Singapore afscheid van de kapitein van de Wonosobo, een vrachtschip waar ook plaats was voor 15 passagiers. Van Singapore verder in een oude Dakota over de Zuid-Chinese zee naar Miri in Sarawak. Het was mijn eerste vlucht. De gezagvoerder, een gepensioneerde RAFpiloot vermoed ik, kwam uit de cockpit in korte broek, een open shirt dat weelderig borsthaar vertoonde, een sigaret in de mond om ons te begroeten, allen Chinezen, behalve ik. “Welkom aan boord allemaal. We hebben hier een Nederlands katholiek priester in ons midden. Is hij hier? Reverend father, u bidt, ik vlieg.” Het vliegtuig maakte een bocht en in de verte zag ik het oerbos van Sarawak, Borneo. Zoveel geheimen lagen er onder dat groene laken voor me verborgen. 12

Ik was toen tien jaar in het stroomgebied van de Baram rivier, de “Telang Usan”, “Het sap van de ananas”. Zo heet de rivier in de mond van de Kenyah Daya mensen. In die tijd waren Sarawaks rivieren de enige ‘wegen’ in het binnenland. Je woonde in een langhuis ‘in de rivier’. Afscheid nemen van de mensen in de langhuizen in de Baram vond ik verschrikkelijk. In de boot op weg naar de kust drongen herinneringen aan de jaren in de Baram zich aan me op. Op weg van het ene langhuis-dorp naar het andere zat ik vaak voor in de boot, keek uit over de machtige Baram. In die tijd was de natuur in Sarawaks binnenland nog een paradijselijk ongerept wonderland. De schittering van het zonlicht op het water, de weerspiegeling van de bomen en de planten aan de oevers. De stille pracht van de orchideeën, de plotse roep van een neushoornvogel, het nationale symbool van Sarawak, die met zijn rood-gele snavel en zwartwitte veren opviel tussen het groen. Nu, op weg naar de kust stroomde de


Langhuis-dorp Baram onafgebroken onder me door naar de Zuid-Chinese zee. De houtkap in de Baram was al begin jaren zestig begonnen. Een houtkapmaatschappij was blijkbaar weer aan de gang geweest. Het ene na het andere vlot dreef de rivier af, een okergeel spoor achterlatend. Ik voelde me verbonden met die bomen. Het voelde alsof ikzelf ook onverwachts was weggekapt uit de Baram, uit Sarawak. In 1963 werd Sarawak deel van de nieuwe staat Maleisië met als hoofdstad Kuala Lumpur. De houtkap werd intensiever. Ik merkte hoe veel mensen zich zorgen maakten over hun oerbos, de bomen die ze hadden gemarkeerd om prauwen te maken en langhuizen te bouwen. Bomen die ze vereerden als de woonplaats van mysteries. Ik raakte betrokken bij pogingen van de bevolking hun wouden en hun Kenyah Daya traditie te beschermen. Het stamhoofd van de Kenyah Daya’s, Temonggong Oyong Lawai Jau, een imponerende en gezaghebbende persoon, had me gevraagd door te gaan met het

neerschrijven van de taal “zodat we onze rechten kunnen verdedigen in onze eigen taal bij het sluiten van contracten in de houtkap “. Dat vond ik een missionaire opdracht eerste klas! We hadden het ook over christen worden. De Temonggong had veel respekt voor de missionarissen die pas sinds enkele decennia naar de boven-Baram kwamen. Hij had respekt voor Toehan Jesu waarover ze vertelden en voor het werk wat ze deden: onderwijs, medische zorg. Een aantal langhuizen waren christen geworden, ofwel alle families of een groter of kleiner aantal. De Temonggong was bezorgd dat er in de langhuizen waar alleen een aantal families christen waren geworden, verdeeldheid zou ontstaan ten koste van de Kenyah Daya eigenheid. Die was zo belangrijk nu de houtkap steeds intensiever werd. In zijn eigen langhuis Long San waren allen christen geworden. Graag hadden we meer met elkaar willen praten. Maar ik was op weg naar Nederland, naar de west. Mijn werk 13


met het neerschrijven van de taal viel stil. Ook onze gesprekken hoe het Kenyah Daya volk in de Telang Usan zich het beste staande kon houden, verstomden. Terug in Nederland viel me op hoe gehaast de mensen lopen. Zo liepen ze ook tien jaar geleden. Waar kwam die haast vandaan? Vergeleken met mijn leven in Sarawak was het leven in Nederland luxueus. Dat stoorde me niet. Het was te verwachten. Ik gunde het de mensen en mezelf niet met kaarslicht of een oliepitje schrijfwerk te hoeven doen. Bij aankomst in de langhuizen in Sarawak had de levensstijl van de mensen mij ook niet gechoqueerd. Het was anders, onbekend, onwennig, aantrekkelijk eigenlijk. Ik herinnerde me destijds meer verbaasd te zijn geweest over zaken die hetzelfde waren, dan over dingen die anders waren. Ouders waren net zo bezorgd over hun kinderen als ouders in Nederland, jongetjes even ondeugend en meisjes even giechelig. De puberjongens ginnegapten over de meisjes en omgekeerd. Na twee jaar plezierig samenwerken

Op de rivier 14

met mijn collega’s in wat we het Promotion Team hadden gedoopt, besloot ik in Nijmegen te gaan studeren. Ik was uit solidariteit met de congregatie uit Sarawak teruggekomen, had mijn best gedaan. Ik voelde me gemachtigd zelf de beslissing te nemen. Ik merkte dat ik gedurende de jaren in het verafgelegen boven-Baram gebied in Sarawak de omslag in Nederland had gemist, overgeslagen. Het leek me alsof een golf van democratisering Europa overspoelde. Dat was ook zo. Ik hoorde pubers en leerlingen hun ouders en leerkrachten met de voornaam aanspreken. Het begrip ‘gezag’ werd bevraagd. Sexualiteit was een onderwerp van gesprek in de media, of thuis als het kon. De kerken begonnen leeg te lopen. De ‘Flower Power’ was in opkomst. Jongeren verlieten het volgens hen te strak georganiseerd vaderland en zochten hun heil elders, vooral in India. Kortom het was tijd bijgespijkerd te worden. Vooral de ontwikkelingen in theologie, filosofie en anthropologie hadden mijn interesse. (Wordt vervolgd) Frans Baartmans mhm


Dorpsoudste 15


MONUMENT VOOR VERGETEN VLUCHTELING IN BEZUIDENHOUT, DEN HAAG. is een combinatie van een bronzen beeld en metalen plaat met uitsnede. Het monument dient ter nagedachtenis aan vluchtelingen die tijdens hun reis naar een veilige bestemming zijn omgekomen. Cordaid, sponsor van dit project, zet zich al jaren in voor hen die het zwaarst getroffen worden door onder andere extreme armoede, ongelijkheid, geweld, oorlog en vervolging.

Het monument staat naast de Engelstalige RK Church of our Saviour. Het ontwerp is geïnspireerd op het gedicht The Hollow Men van T.S. Eliot, het beeld Les Voyageurs van Bruno Catalano in Venetië en het beeld The Striding Man van Oliffe Richmond uit het Kröller Müller Museum. Het ontwerp van Linette Dijk werd uit ruim twintig voorstellen uitgekozen. Het

16

De bedoeling is dat bij het monument ieder jaar vluchtelingen, die vaak naamloos en in stilte zijn gestorven, worden herdacht. Voorheen gebeurde dit op de hoek van de Hofvijver voorafgaand aan Allerzielen. Het nieuwe monument in het Bezuidenhout is volgens Cordaid niet alleen een plaats om te herdenken, maar ook om te rouwen, heling en hoop te ervaren. Sjaak de Boer mhm


GELUK BIJ EEN ONGELUKJE OF TOCH GOD’S VOORZIENIGHEID? Die vrijdag, 14de maart 2014 in Kameroen is een dag, die ik niet snel vergeten zal: plots zit ik daar in een bijna onwezelijke situatie met een schrikwekkend beeld, dat in mijn geheugen gegrift blijft staan: een ernstige beenbreuk, mijn linkervoet, die bijna haaks tegen mijn been ligt, een broekspijp die al rood begint te kleuren en dit alles tengevolge een onnozel sprongetje. Eerste hulp ontvang ik in ons plaatselijke ziekenhuisje in Baba en nu snel op weg naar het beter uitgeruste ziekenhuis in Njinikom, waar ik tien wekenlang zou blijven.

al gauw te horen dat amputatie van mijn onderbeen de enige optie is. Tsjonge, zo’n boodschap valt dan toch wel even rauw op je lijf en direct duikt al de vraag op of dit misschien toch het einde van mijn missiewerk in Kameroen betekent. Weer op een vrijdag, 22ste augustus, de dag na de verjaardag van mijn priesterwijding, vindt de amputatie plaats. Ongelofelijk hoe ik tijdens die operatie de aanwezigheid van Onze Lieve Heer heb mogen ervaren, en die intense vrede en vreugde van zijn aanwezigheid koester ik tot vandaag de dag.

Wijze mannen Uiteindelijk breekt de tijd aan om op verlof te gaan, maar wel in een rolstoel en met de bijna naïeve toezegging aan onze parochianen dat ik tegen Kerstmis wel in Baba terug ben. Hoe anders pakt het uit: terechtgekomen in het medische circuit in Nederland krijg ik

Rond Pasen 2015 was ik terug in Kameroen voor een definitief afscheid: vijf wekenlang feest in bijna al de parochies waar ik gewerkt heb en naast de vele tranen ook die boodschap van hoop, die ik zelf aan den lijve heb mogen ervaren dat “God alles ten goede 17


In het gips keert voor hen die Hem liefhebben” (Rom. 8,28), zoals de apostel Paulus ons leert.

dag van mijn priesterwijding, een dag waard om met oprechte dankbaarheid gevierd te worden.

En ook in mijn vertrek naar de Eeshof in Tubbergen zie ik duidelijk de hand van God. En wat een feest om elke dag opnieuw die vreugde van het Evangelie, zoals Paus Franciscus ons voorhoudt, uit te mogen dragen nu in ons mooie Twentse land. En al die pracht mensen met wie ik de Blijde Boodschap mag delen: onze bejaarde medebewoners, de Zusters in Denekamp, bij de dagopvang en in de eucharistievieringen in onze kapel tezamen met ons fantastische Eeshofkoor. Intens dankbaar om nu missionaris in eigen land te zijn. Daarom ook neemt die ogenschijnlijk zwarte vrijdag, een toch wel heel bijzondere plaats in mijn leven in, tezamen met mijn verjaardag en de

Misschien roept dit bij enkele mensen een zekere bevreemding op, maar ik besef heel goed hoe dat onnozele sprongetje een oase van talrijke zegeningen geworden is. Inderdaad, Gods wegen zijn ondoorgrondelijk. En in deze toch wel laatste fase van mijn leven kom ik terug op mijn levensgedicht, De Ploeger, van de hand van Adriaan Roland Holst. Ik voel immers een nauwe verwantschap met die noeste werkman uit dat prachtige gedicht, die ook op zijn oude dag dankbaar en gelaten terugkijkt op zijn arbeidzame leven. En bij de gelegenheid van mijn gouden jubileum wil ik ook terugkijken en God mijn oprechte dank voor zijn rijke en overvloedige zegen betuigen:

18


De ploeger – Ik vraag geen oogst; ik heb geen schuren, ik sta in uwen dienst zonder bezit. Maar ik ben rijk in dit: dat ik den ploeg van uw woord mag besturen, en dat gij mij hebt toegewezen dit afgelegen land en deze hoge landouwen, waar – als in het uur der schafte bij de paarden van mijn wil ik leun vermoeid en stil – de zee mij zichtbaar is zover ik tuur… –– Ik zal de halmen niet meer zien noch binden ooit de volle schoven, maar doe mij in den oogst geloven waarvoor ik dien… – Opdat, nog in de laatste voor, ik weten mag dat mij uw doel verkoor te zijn een ernstig ploeger op de landen van een te worden schoonheid; eenzaam tegen der eigen liefde dalend avondrood – die ziet beneden aan den sprong der wegen de hoeve van zijn deemoed, en het branden der zachte lamp van een gelaten dood. (Adriaan Roland Holst).

Willem op de Weegh mhm

19


DE HONDEN BLAFFEN, MAAR DE CARAVAAN TREKT GEWOON VERDER De Arabieren hebben een spreekwoord dat zegt: De honden blaffen, maar de caravaan trekt gewoon verder. Zij willen hiermee zeggen dat de leiders van grote bedrijven, regeringsleiders vooral dictators, maar ook mensen van het grote kapitaal, zij allen laten zich niet afleiden door wat geblaf, door wat protesten, door onderzoeken van een paar journalisten. Zij gaan hun eigen geplande gang. De gewone man, de eenvoudige dorpeling, maar ook politieke partijtjes en derdewereldlanden staan machteloos aan de kant. Dit hebben we ook in Nederland gezien met onze belastingdienst. Mensen worden onrechtmatig aangeklaagd als fraudeurs, moeten grote bedragen terugstorten en komen in hopeloze schulden terecht. Zij dienen bezwaren in. Maar niets geeft en niemand helpt. Onschuldigen raken op die manier overspannen, raken hun huis en huwelijk kwijt. Leden van de Tweede

20

Kamer doen onderzoek, schrijven hun bevindingen neer; maar ook zij worden niet gehoord en gaan er onderdoor. De honden blaffen wel, maar de caravaan trekt rustig verder. “Terwijl jij braaf je afval sorteert en korter doucht, helpen bedrijven en overheden onze planeet naar de knoppen. Een beter milieu begint niet alleen bij jezelf. Het is tijd dat we de


grote vervuilers ter verantwoording roepen” (Greenpeace). Anders kart de caravaan gewoon verder. Vrouwen worden in de R.K. Kerk nog steeds uit het ambt geweerd. Theologen kunnen op hun achterste benen gaan staan en zeggen dat de kerk zich aan moet passen en de tekenen van de tijd behoort te lezen. Mannen kunnen geen priester worden zonder te zweren bij het celibaat. Lange tijd mocht daar zelfs niet over gediscussieerd worden. De pas overleden Hans Küng herhaalde tijdens het Vaticaan II concilie keer op keer: ‘ecclesia semper reformanda est’: d.w.z. ‘de kerk moet zich steeds hervormen.’ Paus Franciscus doet zijn best om de kerk te hervormen, maar ik heb de indruk dat hij tegen een muur aan het opboksen is. Ook hij ervaart dat, ondanks zijn geblaf, de karavaan gewoon verder trekt.

Moeten we leren leven met een Bolsonaro, met een Trump, met Putin, met dictators in Wit-Rusland, in Congo, Kameroen, Saudi Arabië, China en in Jemen? Mensen kunnen maandenlang protesteren, doden vallen met bosjes langs de weg zoals in Myanmar, maar het haalt weinig of niets uit. De Arabieren hebben ogenschijnlijk groot gelijk met hun spreekwoord: De honden blaffen wel, maar de caravaan trekt rustig verder. Is er ergens een mogelijkheid om uit deze patstelling te komen? Wie zal de kat de bel aanbinden? Moeten we hopen op een nieuw soort messias? Of moeten we realist zijn en gewoon de hoop opgeven? Geeft u de hoop op? Piet Korse mhm

21


VEELZIJDIG Theo Feldbrugge Geboren op 29 oktober 1929 te Groningen Tot priester gewijd op 11 juli 1954 Missionaris in Maleisië, Filipijnen, V.S. Gestorven op 8 maart 2021 Een korte omschrijving hoe wij jou gekend hebben, Ted, hoe ik jou heb gekend. Jij kwam in 2008 naar het Jozefhuis. Voor mij was dat de eerste kennismaking met jou. Al gauw was het mij duidelijk dat je zelfstandig wilde zijn. Niet te afhankelijk van anderen, voor transport bijvoorbeeld. Je gaf te kennen dat je een geldig Amerikaans rijbewijs had. Ik herinner me nog goed dat wij samen naar het gemeentehuis gingen om dat rijbewijs om te zetten in een Nederlands bewijs. Al gauw werd je duidelijk gemaakt dat dat niet ging. Je moest maar opnieuw examen doen, want een Amerikaans rijbewijs wordt niet erkend in Nederland. Dat was even slikken. Maar je besluit was toch gauw genomen. “Dan maar niet”, zei je meteen. Ik dacht toen: “ nou nou, jij laat wel heel makkelijk los”. Dat is ook een kunst, maar ja, als je ouder wordt, gaat dat misschien ietsje makkelijker. Je had een bijzondere hobby: het bouwen van miniatuur schepen. Wij hadden er geen weet van, je was pas aangekomen en bij een bezoek bij je op de kamer zag ik een grote doos met touwtjes, schroefjes en allerlei klein materiaal. Ik vroeg aan je wat dat allemaal was. Je vertelde er niet veel over toen, niet meer dan: “je zult wel zien.” Na verloop van tijd stond er een prachtig schip op de kast. Een heel minuscuul bouwwerk, waar uren geduld en nauwkeurig werk in zat. Je kon fanatiek zijn in de sport. Ik heb het nu over onze biljartcompetitie. Jij deed daar graag aan mee en vond het maar niks als je zo af en toe een slechte beurt maakte. Wat je heel goed afging en iedere middag na de lunch, samen met Piet van Leeuwen, was het drie banden spel. Je ging daar helemaal in op en genoot daar 22

intens van. Ted, wij herinneren jou vooral ook aan de door jou goed verzorgde liturgische vieringen hier in deze kapel. We nemen afscheid in dankbaarheid voor jouw rijke missionarisleven en inzet voor mensen rondom je, waar ook ter wereld. Afgelopen zondagmiddag was ik even bij je in Pleyade, je was in diepe slaap. Ik nam jouw hand in de mijne, waardoor je wakker werd. En na verloop van tijd opende jij je ogen, er was een blik van herkenning. Je toverde een glimlach op je gezicht, alsof je zeggen wilde: “het is goed zo, laat mij maar gaan, laat mij maar los.” Daarna viel je weer in slaap. Ik had me geen mooier afscheid kunnen wensen. Afscheid met een glimlach, mooier kan het niet zijn! Dank je, Ted, voor wie jij was! Moge jij nu rusten in vrede. Martien van Leeuwen


ONZE OVERLEDEN VRIENDEN Heemskerk Wilhelminaoord Nijmegen Rosmalen Oldenzaal ’s Hertogenbosch Groningen Dronten

Dhr Joop Zonneveld, broer van Piet Zonneveld mhm Dhr Arnold op de Weegh, broer van Willem op de Weegh mhm Zr Nicolette (Catharina Maria de Groot) OCSO Dhr Loek Appel, voormalig lid van de Mill Hill Congregatie Mw Trudy Visschedijk, zus van Bertus Visschedijk mhm Dhr Jos van Haaster, schoonbroer van Cor Schilder mhm Dhr Arie Schilder, broer van Cor Schilder mhm Mw Elisabeth Maria Groot-Zandvliet, moeder van Theo Groot

CONTACTBLAD NEDERLANDSE REGIO VAN DE MILL HILL MISSIONARISSEN Hoofdredacteur: Fons Eppink Redactieraad: Hans Boerakker, Huub de Bij, Frans Baartmans, Ger Mooij, Piet Korse Correctie: Piet Korse, Hans Boerakker. Administratie: Theo Geurtsen, e-mail: procuur@mhmobk.nl Verzending: Harry Reusen, Otto Perfler 4 nummers per jaar Tel. 026 339 7552 E-mail: mhmcorrespondent@gmail.com Internet: www.millhillmissionaries.co.uk

FOTOGRAFIE Fons Eppink, Huub de Bij

UW TESTAMENT IS NOG BETER WANNEER DE MISSIE DAARIN BEDACHT IS Maak uw legaat voor Mill Hill aldus: “Ik legateer, vrij van rechten, aan De Nederlandse Regio van de Mill Hill Missionarissen Johannahoeve 4, 6861 WJ Oosterbeek”

WAARHEEN MET UW BIJDRAGEN? Persoonlijke giften voor missionarissen NL52 INGB 0001 0669 57 t.n.v. Missieprocuur van Mill Hill Oosterbeek. NL 39 ABNA 0400 2363 11 t.n.v. Nederlandse Regio van Mill Hill, Oosterbeek. Giften voor opleiding van Missionarissen in Afrika en Azië: NL 52 INGB 0001 0669 57 t.n.v. Missieprocuur Mill Hill Oosterbeek. De Nederlandse Regio van Mill Hill is een ANBI instelling vallend onder de groepsbeschikking van de Bisschoppenconferentie van de Rooms Katholieke Kerkprovincie te Utrecht. Uw giften zijn dus fiscaal aftrekbaar en over uw bedragen hoeft geen schenkings- of successierecht betaald te worden. Ons fiscaal RSIN nummer 006583489 Bij voorbaat hartelijk dank.

23


Retouradres: Contactblad van Mill Hill Johannahoeve 4 6861 WJ Oosterbeek

Zomer 2021 Jaargang 55 – nummer 2 Verschijnt 4 keer per jaar Verzorgd door: J.J. voor de Poorte – Oosterbeek


Issuu converts static files into: digital portfolios, online yearbooks, online catalogs, digital photo albums and more. Sign up and create your flipbook.